Waar MacDonald’s al niet goed voor is. Alleen met een hamburger als beloning in het vooruitzicht was de kleine Akram Khan naar kathak-les te krijgen. Nu hij veertig is, geldt de Brits-Bengaalse danser en choreograaf nog steeds als een van de grootste vertegenwoordigers van de kathak. Zijn dans verbindt kracht met souplesse, brengt rust in flitsende bewegingen, combineert razendsnel voetenwerk met een torse van elastiek.

Maar hij is ook een innovator van de eeuwenoude Noord-Indiase dans. Contemporary kathak noemt hij zijn choreografieën waarin hij, uitgaand van zijn fenomenale dansintuïtie, de streng gereglementeerde dans uitbreidt met westerse technieken. De heldere contouren en ritmische structuren van de Indiase dans blijven herkenbaar, toch is er geen spoor van folklore. Zeker niet in Kaash. Khan werkte voor zijn eerste groepswerk (vijf dansers) samen met componist Nitin Sawnhey en beeldend kunstenaar Anish Kapoor. De laatste ontwierp een achterdoek met een zwart vierkant, dat als een Mark Rothko-schilderij soms lijkt te pulseren, uit te zetten en te krimpen, als een zwart gat. Zo lijkt Kaash (Hindi voor ‘als’) een studie over energie en massa, tijd en ritme, een fascinerende choreografische impressie van de kosmos, de plaats waar de Hindoe-goden huizen.