Net zoals het onmogelijk is ‘een beetje zwanger’ te zijn, is het nauwelijks denkbaar dat iemand het werk van de Canadese choreografe Marie Chouinard ‘best leuk’ vindt. Door het zware accent op seksualiteit en een uitgesproken voorliefde voor het provocatieve, is Chouinard voor het theaterpubliek ofwel een heldin, ofwel een exhibitionistische druktemaker.
Talent voor het plastisch portretteren van het menselijk fysiek valt haar in elk geval niet te ontzeggen: zowel in haar vroege solowerken (waaronder de roemruchte plas-solo Petite danse sans nom), haar eerste groepswerken als in Orpheus & Eurydice staat het lichaam centraal, vaak grotendeels onbedekt of beschilderd en niet zelden vervormd met uitsteeksels of bizarre kostuums. In haar interpretatie van de Griekse mythe speelt ook de expressieve kracht van taal een belangrijke rol – Orpheus is immers te zien als de ‘vader van alle dichters’.
Gouden bellen, symbolen voor de expressiviteit van het woord, worden uit hun mond getoverd. Het gegrom, gehijg en gekerm van de tien dansers is universeler en dierlijker dan taal en sluit naadloos aan bij de orgiastische scène waarin Chouinard nog eens haar overtuiging belijdt dat seksualiteit een van onze belangrijkste vormen van zelfexpressie is. “Niet geschikt voor de preutse medemens”, zoals een recensent uit Ottawa het verwoordde.